Het krioelt van de kreeft in de Krimpenerwaard. Tientallen miljoenen zijn er. Daarom hebben vijftien organisaties in de Krimpenerwaard, met het waterschap voorop, een brandbrief aan minister Adema geschreven.
“We zien kaal- en leeggevreten sloten die de biodiversiteit in dit iconisch gebied in Zuid-Holland volledig teniet doen. Dit schaadt de waterkwaliteit en doet problemen zoals explosies van giftige blauwalgen toenemen”, schrijven ze.
Dat is niet overdreven. En ze zijn niet alleen in de Krimpenerwaard, maar op heel veel plaatsen. Stel dat ik in een welwillende bui zou zijn, dan zou ik met de noodkreet van de brandbriefschrijvers instemmen:
“In het belang van de leefbaarheid voor huidige en toekomstige generaties, een vitaal platteland, een goede waterkwaliteit en behoud van waardevolle natuur vragen wij u dwingend om daadkracht te tonen en deze verantwoordelijkheid nu te nemen. Gezien de nood, dit binnen afzienbare tijd, grootschalig, duurzaam, intensief en georganiseerd.”
Het is waar, de uitheemse rivierkreeften, die iemand in het water heeft gekieperd en sindsdien enorm in aantal zijn gegroeid, zijn een reusachtig probleem. Ze hebben heel veel ander leven verdreven.
Maar de kreeften zijn niet de oorzaak van de achteruitgang van de waterkwaliteit en de teloorgang van waardevole natuur. Ze zijn een gevolg, of een symptoom. En hen wegkrijgen wordt een hels karwei, een operatie die z'n weerga bijna niet kent, en het moet inderdaad zo snel mogelijk worden aangepakt, grootschalig, intensief, en landelijk georganiseerd.
De waterschappen hebben veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om van de rivierkreeften af te komen. Ik geef je een indruk:
De rivierkreeften krijgen zeer veel nakomelingen, die ze goed beschermen door zich te verschuilen en de eitjes en de jongen met zich mee te voeren. Ze krijgen zoveel jongen, omdat een groot deel normaalgesproken al snel ten prooi valt aan roofvissen, grote kreeften (want het zijn kannibalen), en andere dieren die kreeften eten, zoals reigers, otters en de bruine rat.
Maar in Nederland is het landschap de afgelopen jaren veranderd in een paradijs voor kreeften. Want er zijn veel schuil-mogelijkheden in de oevers. En bovendien zijn er bijna geen roofvissen meer over. Hoe is dat zo gekomen? Whodunit? Dit is een onderwerp dat de waterschappen lijken te vermijden. Maar als je goed zoekt, vind je dit:
De meeste roofvissen, met name snoek en baars, hebben helder water nodig om te kunnen jagen, en waterplanten als camouflage. Het water was altijd in evenwicht, helder, met veel ondergedoken waterplanten, weinig algen, weinig bodemwoelende vis, en heel veel andere dieren. Maar dit is verstoord, en nu is er een nieuw evenwicht, met troebel water, geen waterplanten, veel algen en veel bodemwoelende vis en weinig andere dieren. Snoeken kunnen daarin niet leven. En rivierkreeften dus wel, ongestoord.
Ondergedoken waterplanten hebben licht nodig om te groeien, en dat is er voldoende in helder water. In de planten schuilen watervlooien. De watervlooien eten veel algen, waardoor zij de hoeveelheid algen in het water beperkt houden. Dit houdt het water helder. Tussen de planten kan slib en klei bezinken, en het blijft dan liggen, in plaats van te blijven dwarrelen, waardoor het water troebel zou worden. Vissen eten watervlooien en woelen de bodem om. Dus vissen kunnen het water troebel maken. Maar roofvissen, zoals de snoek, eten de watervlo-etende vissen op, zodat het aantal vissen beperkt blijft. En zo is er dus een evenwicht, waarin de uitheemse rivierkreeften niet veel kans zouden hebben. Roofvissen en andere dieren zouden de meeste jonge kreeften opeten.
Maar het evenwicht is verstoord, doordat er veel extra voedingsstoffen in het water terecht kwamen. Hierdoor explodeerde het aantal algen. Het werden er zoveel, dat de watervlooien er niet tegenop konden eten. De algen maakten het water troebel. De waterplanten kregen niet genoeg licht, en gingen dood. De watervlooien eveneens. Slibdeeltjes werden niet meer vastgehouden en bleven dwarrelen. Roofvissen hadden niet genoeg zicht meer om te jagen, en geen camouflage. Daardoor nam het aantal bodemwoelende vissen sterk toe, bijvoorbeeld brasem. Die maakten het water nog troebeler. Er kwam een nieuw evenwicht: Troebel water. En er kwamen dus rivierkreeften. Die zich ongestoord konden vermenigvuldigen, want hun eitjes en nakomelingen werden door niemand opgegeten.
Voedingsstoffen in het water? Wat was dat, en waar kwam het vandaan? In onderzoeken wordt het P-belasting genoemd, vervuiling met fosfor (P), of eigenlijk, fosfaat. En dat komt voor het grootste deel uit kunstmest en koemest, gestrooid of uitgereden op het land. Een flinke hoeveelheid (10 procent) hiervan komt in het oppervlaktewater terecht.
De onderzoeken van de waterschappen laten geen verband zien tussen ‘P-belasting’ en een toename van het aantal rivierkreeften. Gedeeltelijk omdat de onderzoekers onvoldoende gegevens hadden (gekregen).
Maar ik denk ook dat het komt doordat de kreeften niet verdwijnen als de fosfaatvervuiling afneemt, of zelfs opgelost wordt. Dus in sloten met weinig fosfaat kunnen nog steeds heel veel kreeften zitten. Als ze eenmaal ergens zitten migreren ze in overvloedig aantal naar andere sloten. Ook naar sloten zonder fosfaatvervuiling, waar niet genoeg tegenwicht is voor zoveel kreeften tegelijk, die de waterplanten opeten en dan op die manier het troebelmakende proces in gang zetten.
Het water, als het eenmaal troebel is, wordt niet zomaar weer helder. Dan zou je ook dat evenwicht weer moeten veranderen. Ook al is er geen fosfaat, de brasems blijven de bodem omwoelen, de waterplanten hebben nog steeds niet genoeg licht en de snoeken keren niet terug. En de kreeften die er zitten, knippen de plantjes die voorzichtig proberen te groeien, allemaal weg.
Welke oplossingen opperen de onderzoekers, die meestal door de waterschappen zijn gefinancierd?
Een combinatie van twee maatregelen. De rivierkreeften wegvangen en het eco-systeem versterken.
Kreeften wegvangen, dus doden, is ‘goed mogelijk’, is de conclusie van één van de onderzoeken. Maar als ik verder lees, zou ik zeggen dat wegvangen onbegonnen werk is en volkomen zinloos. Want in een piepklein plasje, zo klein als een half voetbalveld, waren maar liefst 160 korven en fuiken nodig, gedurende 7 weken, die steeds opnieuw met de hand moesten worden leeggehaald en opnieuw geplaatst, meer dan eens per week. En dit plasje was helemaal afgeschermd van ander water, zodat er geen kreeften van buitenaf in konden komen. Laat staan wat er gebeurt als je een naastgelegen sloot niet leeg vangt. En stel je voor dat je dit voor een groot gebied moet doen, zoals de Krimpenerwaard (23000 voetbalvelden...) En het werk kan niet het hele jaar door gebeuren, maar alleen in piekmomenten. En het ergste van alles, binnen de kortste keren krioelde het weer van de kreeften! Want de kleinere kreeften en de vrouwtjes met de eitjes kunnen niet gevangen worden, omdat ze zich langdurig verstopt houden. Kortom, kreeften wegvangen wordt een eeuwigdurende opdracht. Of: het lukt je nooit.
De onderzoekers schrijven ook dat het wegvangen averechts kan werken, omdat je vooral de oudere dieren weg vangt, terwijl die door kannibalisme juist de omvang van de populatie mede in toom houden. Of mede in toom, als enige in toom als er geen andere 'predatoren' meer zijn.
Good heavens, wat dan wel? Hoe kan dit ooit opgelost worden? O ja, het ecosysteem verbeteren. Er moeten natuurvriendelijke oevers worden aangelegd, zeggen de onderzoekers, met paaiplaatsen voor roofvissen, een leefomgeving voor de natuurlijke vijanden van de kreeften. Maar, nogmaals, als het water troebel blijft, komen de snoeken niet terug. Wil je ze uitzetten? Dan verhongeren ze.
Ik probeer dit kalm op te schrijven. Maar ik zou kunnen koken van woede. Onze leefomgeving, wat ook de leefomgeving was van watervlooien, van snoek, zeelt, baars, van otters, van de kwak, en van allerlei andere dieren die rivierkreeft eten, is zo zwaar beschadigd, dat het draconische maatregelen zal vergen om het weer op te lossen. Helse maatregelen.
Een ding is zeker. Een plan waarin de primaire maatregel is om uitheemse rivierkreeften massaal te vernietigen, daar ben ik fel tegen. Dat is zinloos geweld, waar veel mensen vast geld aan zullen verdienen, maar wat niks zal opleveren. Behalve dierenleed.
De kwestie van de kreeften kost ons bloed, zweet en tranen.
RJV
Lees ook: 'Feestmaal zonder Fuut', hoe kreeften gesynchroniseerd een stortvloed aan kinderen krijgen, en de sloten overweldigen.
Een filmpje waarin goed wordt uitgelegd hoe water een helder of een troebel evenwicht bereikt: Ecopedia.
Een prachtig filmpje van Vroege Vogels waarin je ook de onderzoekers van de piepkleine Distelvinkplas ziet, en een moederkreeft met honderden eitjes: "Ongrijpbare Amerikaanse rivierkreeft".
Als je dikke onderzoeksrapporten wilt lezen:
Naschrift:
Op 12 januari2023 heeft hoogheemraad Agnes van Zoelen van Schieland en de Krimpenerwaard in het AD toegegeven: “Er is hier maar liefst 3500 kilometer aan sloten. Een deel daarvan is fosfaatrijker door historische bemesting van weilanden en juist in dát water voelen kreeften zich thuis.” Haar conclusie, dat kreeften zich thuisvoelen in fosfaatrijk water is indirect waar: Roofvissen, de belangrijkste natuurlijke vijanden voelen zich er niet in thuis.
Op 23 januari 2023 berichtte de Telegraaf: “Het Hoogheemraadschap van Delfland gaat óók in de winter jacht maken op de verniel- en vraatzuchtige Amerikaanse rivierkreeft. De test wordt uitgevoerd, nadat uit recent onderzoek in de Krimpenerwaard is gebleken dat in de wintermaanden het merendeel van de vangst bestaat uit vrouwtjes met eitjes onder de staart (circa 60 procent), terwijl in de zomer 75 procent van de vangst uit mannetjes bestaat. Door in de wintermaanden af te vangen kan volgens het waterschap ’jonge aanwas worden voorkomen’.”