Nederland heeft op 12 december vóór een VN resolutie gestemd, die Israël opdraagt de Golan-hoogte onmiddellijk terug te geven aan Syrië. “Je zou verwachten dat Nederland zich zou onthouden van instemming, maar nee, Nederland stemde gewoon mee met alle andere Israel-haters”, schrijft Leon de Winter, vandaag in zijn column in de Telegraaf.
Maar dat is onzin, dat je dat zou verwachten, want dezelfde resolutie wordt elk jaar ingediend, al jaren, en Nederland stemt dan voor. Slechts twee landen stemmen altijd tegen, de Verenigde Staten en Israël.
De resolutie is symbolisch, een schreeuw om recht. Het is om niet te vergeten dat Israël zich een stuk grondgebied van een ander land heeft toegeëigend. Veel meer dan één stuk, trouwens. Het is waar, allerlei foute landen die precies hetzelfde doen, zoals Rusland, stemmen voor die resolutie. Maar dat zegt niks. Het feit blijft staan.
Ja maar, zegt De Winter, als Israël de Golan-hoogte opgeeft, kan van daaruit het noorden van Israël bestookt worden met raketten. Dus als je voor die resolutie stemt, dan haat je Israël.
Was het maar zo simpel. We zijn ook helemaal niet voor Syrië, als we voor die resolutie stemmen.
Die jaarlijkse resolutie, die moet je zien als een kaars voor je raam zetten, als teken van hoop voor mensen die het heel moeilijk hebben. Of als de dwaze moeders op het plein, wier kinderen verdwenen zijn. Die dag-in-dag uit daar staan, omdat er niets anders is wat ze kunnen doen.
“Israël”, schrijft De Winter, “laat zien dat het mogelijk is om in korte tijd een bloeiende, welvarende samenleving tot stand te brengen”. Sinds Israël werd opgericht, kon gebeuren “waarover duizenden jaren lang de Joodse stammen hebben gedroomd”, schrijft De Winter, “de terugkeer naar het land van herkomst”.
Maar in dat land woonden al veel mensen. Ook al heel lang. Honderdduizenden Palestijnen moesten vluchten voor de Zionistische legers. Velen van hen, of hun nakomelingen, wonen nog steeds in vluchtelingenkampen, in Libanon of in Jordanië. Voor hen is er helemaal geen bloeiende, welvarende samenleving. Anderen wonen in Gaza, een vluchtelingenkamp op een smalle strook land waar 2 miljoen mensen niet zomaar in-of-uit kunnen. Nog net niet de zee in gedreven. En je hebt de Westelijke Jordaanoever, ‘de gebieden’, zegt De Winter, maar hij bedoelt ‘de bezette gebieden’, die door kolonisten Judea en Samaria worden genoemd - de Bijbelse namen van duizenden jaren geleden. Die kolonisten treiteren de Palestijnse bewoners weg, hun regering legaliseert het. Voor de Palestijnen is de Westbank geen land maar een hol, een wirwar van wegversperringen, prikkeldraad en controleposten.
Als je aandacht vraagt voor de grootschalige mensenrechtenschendingen in Israël, en voor het almaar voortdurende landjepik, dan ben je geen Israël-hater. Dan ben je iemand die opkomt voor de rechten van mensen, voor wie er bijna geen hoop meer is, vernederd en gepest.
Zij zijn steeds meer in gevaar. En het is nodig om duidelijk te maken dat gebieden als de Golan-hoogte niet van Israël zijn. Want de pas aangetreden Israelische regering zegt het nu openlijk: “Het Joodse volk heeft een exclusief en onvervreemdbaar recht op alle delen van het Land van Israël. De regering zal nederzettingen in alle delen van het Land van Israël – in Galilea, de Negev, de hoogvlakte van Golan, Judea en Samaria bevorderen en ontwikkelen.”
De Israëliërs pikken het land in en de Palestijnen moeten opzouten. De nieuwe minister Ben-Gvir toog naar de Tempelberg, en zei dat hij die voor iedereen toegankelijk wil maken. Dat is niet onschuldig, want de afspraak uit 1967 is dat Joden er wel mogen komen, maar niet mogen bidden, en orthodoxe Joden vinden dat zij er wel mogen bidden. In 2000 ging Ariel Sharon erheen en begon de Tweede Intifada. Nu gaat Ben-Gvir erheen, om te demonstreren hoe de verhoudingen zijn - Israël is niet bang meer voor een Intifada. Ze hebben de Palestijnen eronder gekregen. Die zijn kansloos.
En zoals de Israëlische regering provoceert, en Ben-Gvir, zo ook Leon de Winter. Hij tergt je met insinuaties en drogredenen, en dan blijkt zijn column een akelig vehikel voor zijn laatste tartende zin: “Dit is een van de voornemens die ik heb voor 2023: ik wil dit jaar op Onafhankelijkheidsdag in Israël zijn om me te warmen aan het wonder.”
Wat een wonder, warm van het bloed, van honderdduizenden mensen die werden verdreven, van tienduizenden doden, vanaf de Nakba (‘de catastrofe’), 75 jaar geleden, tot op de huidige dag.
Een misselijkmakende column, de Telegraaf onwaardig.
RJV