Het doden van dieren heeft een heel eigen woordenschat. Een van de woorden uit het vocabulair is ‘afkreeften’. Steeds minder kreeften tellen, daar duidt het op, vergelijk het met aftellen, of afstrepen.
Rivierkreeften tellen niet mee. Als wraak zijn ze nu met miljoenen. En dat is een groot probleem voor de natuur, die op veel plaatsen vernietigd wordt. In een sloot waar rivierkreeften de kans krijgen zich te vermenigvuldigen, blijft weinig over. Waterplanten, vissen, kikkers, ze gaan er allemaal aan.
Om dit probleem te lijf te gaan, raden wetenschappers een combinatie van twee ingrepen aan.
De eerste is herstel van het ecosysteem. De omgeving moet aantrekkelijk gemaakt worden voor de vijanden van de rivierkreeften, zoals roofvissen, en juist onaantrekkelijk voor rivierkreeften, bijvoorbeeld door minder steile oevers aan te leggen, begroeid met riet.
Ik heb het gevoel dat mensen dit zien als een mooie droom voor boswachters en het programma Vroege Vogels. De tweede ingreep klinkt veel krachtiger: ‘Mechanische bestrijding’. Daarmee laat je als overheid, bijvoorbeeld de provincie of het waterschap, zien dat je echt iets doet. En zo'n ecosysteem verbeteren, nou ja, mischien later. Ooit.
Behalve mechanische bestrijding bestaat er ook chemische bestrijding. Gif in het water spuiten. Die methode werd gebruikt bij de enige proef waarbij echt alle kreeften gedood werden. Waarschijnlijk ook alle vissen en veel vogels. Daarvan begrijpen we wel dat het middel erger is dan de kwaal.
En er is biologische bestrijding: bijvoorbeeld het verspreiden van een kreeftenziekte. Klinkt ook gevaarlijk. Ook het uitzetten van natuurlijke vijanden is een vorm van biologische bestrijding. Je kunt er palingen op afsturen, die achtervolgen de kreeften tot in hun hol. Maar je hebt er wel heel veel palingen voor nodig.
Een ander woord voor mechanische bestrijding is ‘wegvangen’. Dit gebeurt met korven en fuiken, met lokaas er in. Een van de nadelen is dat er ook andere dieren mee worden gevangen, zoals vissen.
Met het vangen van kreeften laat je echt zien dat je iets doet. Letterlijk. Er zijn namelijk zeer veel korven en fuiken voor nodig. Bij een proef in de Krimpenerwaard, in een gebied met 15 kilometer aan sloot, plaatste men aanvankelijk 600 korven. Over het resultaat was men niet tevreden, daarom werd het aantal verhoogd tot 800. Dat betekent dat er om de 20 meter een korf of fuik met lokaas erin in het water hing, 18 weken lang! Je zag rijen van die vallen, zo ver als je kon kijken. (Klik hier voor een foto.)
15 kilometer sloot, dat lijkt misschien veel, maar dit was maar een klein stukje van de Krimpenerwaard, 70 hectare, terwijl het gebied 16000 hectare groot is, en er is overal water en er zitten overal kreeften. Rivierkreeften zitten in heel Nederland, dus als ‘mechanische bestrijding’ landelijk zou worden ingezet, dan heb je miljoenen kreeftenvallen nodig. En trouwens ook heel veel menskracht om ze te plaatsen, leeg te maken en terug te plaatsen, steeds weer opnieuw.
Wat leverde het op, die 800 korven? 2500 kilo rivierkreeft. Dat zal iets meer dan de helft van de grotere kreeften zijn geweest. Kreeften die kleiner zijn dan 5 centimeter kan je met zo’n korf of fuik niet vangen.
Het waterschap noemt dit een succes omdat er weer waterplanten begonnen te groeien. Het betekent ook dat je voor eeuwig moet blijven afkreeften.
Want als er ook maar één kreeftenpaar overblijft, of zelfs maar één kreeftenvrouw met een voorraad sperma, dan zit de sloot binnen de kortste keren weer vol. Kan je nagaan hoe snel het gaat als je maar de helft van de grootsten vangt, en niks van de kleineren. En ook de eitjes en krioelende jonkies niet.
Dat bleek bijvoorbeeld bij een proef in de Distelvinkplas, bij Utrecht. In de conclusie van het onderzoeksrapport over die proef staat “Sterke reducties van de kreeftenstand zijn goed mogelijk”.
Als je verder leest, kom je erachter dan 80% tot 100% van de kreeften groter dan 7 centimeter ‘weggevangen’ werd. Lees je nog iets verder: “Populatie herstelt snel na een ingreep”.
Dat is natuurlijk logisch, want de kleine kreeften worden snel groot en krijgen een heleboel kleine kreeftjes. (Lees hierover in mijn vorige blogpost.) De vrouwtjes kregen ze trouwens niet te pakken, omdat die in de zomer verstopt zitten in hun holen en gangen.
Moet ik nog verder schrijven? Mechanische bestrijding van rivierkreeften is ondoenlijk. Dat reductie goed mogelijk is, is hooguit een halve waarheid. De reductie houdt niet lang stand en dan kan je weer opnieuw beginnen.
Het werkt zelfs averechts. Grote rivierkreeften zijn de grootste vijanden van de kleintjes. Kreeften hebben kreeft op hun menu. Als alle andere vijanden verdreven zijn, houden alleen de grote kreeften de populatie nog in toom. Kreeft je ze af, dan krijgen meer kleintjes een kans. In plaats van minder, heb je dan meer kreeften. Ze vechten elkaar de tent uit, en een deel migreert noodgedwongen naar een andere sloot. Kan je daar ook aan de slag.
En dan te bedenken dat het ministerie van LNV het 'bevissen van en de handel in' rivierkreeften een 'belangrijke beheersmaatregel' vindt. Als we 't commercieel maken, dan komen we er nooit meer vanaf. Want een markt die je net aangeboord en opgebouwd hebt, moet je blijven bedienen. De natuur delft dan definitief het onderspit.
Het moet anders. Hoe? Daarover schrijf ik in de volgende blog.
RJV
Onder mijn blog 'De kwestie van de kreeftjes', over de oorzaken van de kreeften-invasie, vind je links naar allerlei onderzoeksrapporten.
Op de
themapagina Rivierkreeften zie je o.a. foto's van de verschillende soorten rivierkreeften die in Nederland voorkomen.