Minister Adema heeft een zonde begaan en vond het nodig om niet alleen zijn excuses aan te bieden aan de Tweede Kamer, maar ook aan ‘de boeren’. Maar eigenlijk had hij diep door het stof moeten gaan voor heel veel anderen. Bijvoorbeeld voor de voormalige inwoners van de Krimpenerwaard, zoals de snoek.
'De boeren' hebben juist baat bij dit ik-speel-de-zondebok-toneelstukje van de minister. Hij heeft immers tot 1 maart uitstel geforceerd, zodat vanaf 16 februari, want vanaf dan mag het, de boeren nog twee weken lang zoveel mogelijk mest kunnen uitrijden. Zij moeten Piet Adema juist dankbaar zijn!
Wat is er gebeurd, en waarom zijn de inwoners van de Krimpenerwaard (en vele anderen) daar de dupe van?
In Nederland mochten boeren meer mest op hun land uitrijden dan in andere landen, namelijk ongeveer 50% meer. Het gevolg hiervan is natuurlijk een kostenvoordeel ten opzichte van boeren in andere landen. Want als je de mest niet over het land mag verspreiden, moet je het laten afvoeren en verbranden. Mede daarom werd dit voortrekken, die de ‘derogatie’ wordt genoemd, afgeschaft.
Maar minister Adema had een overgangsperiode bedongen, onder een paar strikte voorwaarden, waaronder ‘bufferzones’: bij een sloot moet een strook van 3 meter vanaf het water onbemest blijven, om te voorkomen dat er meststoffen in het water terecht komen. Adema wilde die voorwaarde aan z'n laars lappen. En de Tweede Kamer niet informeren over de aanmaning die hij ontving uit Brussel.
Is het erg, als er mest in het water komt, met name fosfaat? Ja, dat is heel erg. In de Krimpenerwaard bijvoorbeeld, zijn de gevolgen zo verschrikkelijk, dat het waterschap een brandbrief aan minister Adema heeft gestuurd, een schreeuw om hulp. Herstel zal draconische maatregelen vergen.
Zo zit het: de fosfaatvervuiling in het water, ook wel 'P-belasting' genoemd, vormt overdadig voedsel voor algen, die exponentieel in aantal groeien. Hierdoor wordt het water troebel. Als gevolg hiervan kunnen roofvissen, zoals snoek, in dit water niets zien, niets vangen en niet meer leven. En als gevolg daarvan kon de uitheemse Amerikaanse rode rivierkreeft, die iemand ergens in het water gekieperd heeft, zich bijna ongestoord vermenigvuldigen. Want deze kreeften krijgen heel veel nakomelingen, juist omdat de meeste normaalgesproken worden opgegeten, bijvoorbeeld door snoeken.
In de Krimpenerwaard krioelt het nu van de kreeften, die alle waterplanten hebben vernietigd. Van het eco-systeem is niet veel meer over. De “leeg- en kaalgevreten sloten” zijn “nu stil en levenloos”, zegt het waterschap. En zo is het op veel plaatsen in Nederland.
En die bufferzones zijn dus bedoeld om te voorkomen dat er nog meer vervuiling in het water komt. Hoewel het al veel te laat is, er is ontstellend veel meer nodig om dit probleem op te lossen. Maar de bufferzones om de vervuiling enigszins tegen te gaan, zijn goed.
Dus daarom vind ik, dat als minister Adema het nodig vindt om niet alleen aan de Tweede Kamer excuses aan te bieden, dat hij dan de (voormalige) inwoners van de Krimpenerwaard niet moet overslaan. Zoals de verhongerde snoeken. Of tellen alleen ‘de boeren’ mee?
RJV
Lees ook: "De kwestie van de kreeftjes". Whodunit?