Door Robert Jan Vonk
Dit artikel gaat over te T in de afkorting LHBTIQA+: ‘transgender’. En het thema van deze website is dat iedereen meetelt. Dus ook transgenders. Ze tellen mee, en ze mogen zijn wie ze zijn, net als wij allemaal.
LHBTIQA+, staat voor Lesbisch, Homoseksueel, Biseksueel, Transgender, Intersekse, Queer, Aseksueel. De plus geeft aan dat de term inclusief is voor mensen die zichzelf anders noemen dan waar deze letters voor staan.
Sekse, gender, transgender en hoe wordt iemand transgender?
’t Is een lang stuk, daarom begin ik met een puntsgewijze samenvatting. Deze webpagina is grotendeels gebaseerd op het boek Anders, gender door de ogen van een primatoloog van Frans de Waal.
Een van mijn conclusies is dat er niet zoveel te kiezen valt. Je sekse kan je niet kiezen. Of je transgender bent ook niet. Wat je in je paspoort laat zetten kan je wel kiezen. Maar ik zie dat eigenlijk niet als een echte keuze. Het is meer een beschrijving van hoe het is. Voor je gedrag geldt hetzelfde. In theorie kan je het kiezen, maar uiteindelijk volgt je gedrag toch ook voort uit hoe je bent. Je bent zoals je bent.
Sekse (geslacht) verwijst naar biologische kenmerken. Om te beginnen de structuur van de cellen (DNA). Alle gewone lichaamscellen bevatten 22 paren van identieke chromosomen. Het 23e paar is bij mannen en vrouwen niet hetzelfde. Vrouwen hebben in elke lichaamscel twee X-chromosomen, en mannen een X- en een Y-chromosoom. Het 23e paar noemt men geslachtschromosomen.
Alleen is het toch nog iets ingewikkelder dan dat, want er zijn ook nog andere factoren die iemand man of vrouw maken, bijvoorbeeld de vraag of alle chromosomen precies op de goede manier zijn gevormd.
Eigenlijk is het niet helemaal of-of. Dat kan je denk ik in je omgeving ervaren. Mensen hebben meer of minder vrouwelijke of mannelijke biologische kenmerken. Als je het zou visualiseren, zou je denk ik tinten voor vrouwelijk zien en tinten voor mannelijk.
Tussen die tinten onderscheiden we drie geslachten: Mannelijk (meestal een X en een Y chromosoom), vrouwelijk (meestal twee X chromosomen), en ‘intersekse’. Iemand met het geslacht intersekse heeft zowel mannelijke als vrouwelijk biologische kenmerken. Je kunt dan niet zeggen of iemand ‘man’ of ‘vrouw’ is. Als je het DNA zou bekijken, zou je zien dat intersekse mensen een andere structuur hebben, bijvoorbeeld een geslachtschromosoom minder of juist meer.
Behalve de verschillen in chromosomen, zijn er ook andere verschillen tussen de seksen. Bijvoorbeeld de lichaamsbouw. En er zijn verschillen waarvan het niet altijd duidelijk is of ze te maken hebben met DNA of met onze cultuur. Daarover lees je verderop.
Ik ga ervan uit dat we met 'sekse' doelen op kenmerken die vastgelegd zijn in ons DNA. Je sekse, dus wat is vastgelegd in je DNA, kan je niet kiezen. Je kunt er wel voor kiezen bepaalde biologische geslachtskenmerken van je lichaam te veranderen.
Verreweg de meest voorkomende geslachten zijn man en vrouw. We onderscheiden ze door naar de chromosomen te kijken. Maar er zijn ook andere verschillen. Die verschillen zijn biologisch van aard, maar ze kunnen ook te maken hebben met cultuur. Een voorbeeld daarvan is dat de wet vroeger bepaalde dat vrouwen niet mochten stemmen. Dat zegt iets over verschillen die bepaald worden door de cultuur. Vaak is het niet zo makkelijk om te zien of een verschil biologisch of cultureel is.
Om ons denken over die vraag te prikkelen, geef ik een voorbeeld uit het boek Anders van Frans de Waal. Hij vertelt dat jonge vrouwelijke chimpansees met een blok hout spelen alsof het een pasgeboren kind is. De mannelijke chimpansees doen dat niet, die gaan er mee bouwen of gooien. Zoiets zien we volgens mij ook bij mensenkinderen. Frans de Waal gaat ervan uit dat ze hun moeder nadoen, en dat het van binnenuit komt. Hij schrijft:
“De biologische werkelijkheid is dat de seksen zich op verschillende manieren voortplanten, en dat kinderen zich op deze toekomst voorbereiden. Dat werkt bij alle dieren zo. Daarom geven jonge bokjes de hele dag speels kopstoten, slepen vrouwelijke honden pluizig speelgoed als een puppy door het huis, spelen jonge mannelijke wevervogels dat ze een nest bouwen, en beklimmen jonge ratten elkaar spelenderwijs. Dit gebeurt allemaal voor de lol, maar deze gedragingen zullen op een dag beslissen wie in staat is zijn genen te verspreiden. Kinderspelletjes bij de mens volgen hetzelfde draaiboek. Als de belangstelling van meisjes voor baby’s en poppen zuiver cultureel was, zou deze van plaats tot plaats en van tijdperk tot tijdperk moeten verschillen. Maar dat is nauwelijks het geval. Het is al bekend sinds ten minste de oude Grieken en Romeinen. Op grond van waarnemingen in tien verschillende culturen constateerde men dat meisjes meer verzorgend waren en meer betrokken bij huishoudelijke taken, terwijl jongens vaker buiten speelden.”
“Menselijk gedrag dat over de hele wereld voorkomt en dat we met veel andere zoogdieren gemeen hebben, wordt niet verklaard door vooroordelen en genderverwachtingen, ook al dragen die er misschien wel toe bij. Het gaat dieper. De biologische natuur speelt een rol, en met een reden. Omdat de moederlijke vaardigheden te ingewikkeld zijn om aan het instinct over te laten, heeft de evolutie ervoor gezorgd dat het gender dat deze het meest nodig heeft staat te popelen om moederschapstraining te krijgen.”
Dus meisjes staan te popelen om met poppen te spelen, zodat ze leren moeder te zijn. Hun genen bepalen dat. De evolutietheorie is denk ik belangrijk om dit te begrijpen. Verspreid over vele bladzijden vertelt Frans de Waal het volgens mij zo: de kinderen van vrouwen die goed voor hun kinderen zorgen, hebben de meeste kans om ook kinderen te krijgen. Want als een moeder niet goed voor haar kinderen kan zorgen, worden haar kinderen niet volwassen, omdat ze bijvoorbeeld ten prooi vallen aan roofdieren. Ik heb het nu natuurlijk over onze verre voorouders. En zo, over een hele lange periode gezien, worden de eigenschappen die horen bij moederzorg, of empathie en altruïsme in het algemeen, steeds sterker in onze genetische eigenschappen. De zorg kwam bij veel zoogdieren bij vrouwen terecht, want als een kind geboren wordt, is er altijd een vrouw aanwezig. En lang niet altijd een man.
Hoe zit het bij mannen? Frans de Waal legt het ongeveer zo uit: Mannen beschouwden een kind misschien niet als iets van hen zelf, waar ze voor moesten zorgen. Verdediging van vrouwen tegen roofdieren, daar hadden ze wel baat bij. Wie dat het beste kon, had meer kans op nakomelingen die ook weer kinderen kregen. Dus verdedigende eigenschappen ontwikkelden zich in het DNA van mannen.
Frans de Waal laat zien dat de verschillen in DNA tussen mannen en vrouwen ook 'moederzorg' betreffen. Dat zien we meer bij vrouwen. En verdedigende eigenschappen zien we meer bij mannen.
Dus die verschillen tussen mannen en vrouwen zitten in onze genen. Gedeeltelijk hebben ze ook te maken met de aangeboren aanleg om iets te leren. We hebben dat bijvoorbeeld voor taal. Het zit in onze genen om een taal te kunnen spreken. Maar we moeten het wel leren, meestal door anderen na te doen. En ook hoe je voor kinderen moet zorgen, of hoe je vrouwen moet verdedigen, moet je leren, en dat kan je ook leren.
Onze ontwikkeling wordt beïnvloed doordat kinderen een aangeboren selectieve aandacht hebben voor iets waarvoor ze een aangeboren aanleg hebben. Zorgzaamheid bijvoorbeeld. Of stoeien. En zo gaan biologische en culturele kenmerken door elkaar heen lopen.
Ik ken mensen die het niet fijn vinden als ik zeg dat 'zorgen' bij vrouwen in de genen zit. Het is wel goed om te zeggen dat het hier om een beschrijving gaat van wat Frans de Waal ziet. Hij verbindt er geen waardeoordeel aan. Het is niet zo dat hij vindt dat het persé zo moet zijn. Mannen kunnen ook leren om te verzorgen. En vrouwen om te beschermen.
Als we meer willen begrijpen van transgender, dan is het belangrijk om te weten dat er diep in onze genen bewustzijn is van de verschillen tussen mannen en vrouwen. Om te overleven en om te functioneren moesten onze voorouders, van wie wij de genen hebben geërfd, zich anders gedragen tegenover mannen dan tegen vrouwen. Zo beschrijft Frans de Waal dit in Anders:
“De reden dat mensen maar een seconde nodig hebben om de sekse van iemand te bepalen is dat deze informatie gedurende onze hele evolutionaire geschiedenis van cruciaal belang is geweest. Net als alle dieren hebben we een sociale en seksuele agenda in de omgang met onze eigen sekse die afwijkt van die met de andere. We hebben ook verschillende angsten. Zo moet een vrouw die ’s avonds laat alleen wandelt snel vaststellen of een groep vreemdelingen op haar pad allemaal mannen zijn of een mengeling van mannen en vrouwen. Het laatste is veel minder zorgwekkend. Onze genderradar staat altijd aan. Het is een illusie om te denken dat we ons aan de moderne maatschappij aanpassen zonder deze evolutionaire bagage. Onze sociale software werd miljoenen jaren geleden geschreven. Voor mannen betekent dit dat ze andere mannen in de gaten moeten houden. Gevechten tussen mannen hebben altijd deel uitgemaakt van het primatenverleden, ook van het onze, en daarom kunnen we niet verwachten dat mannen hun selectieve alertheid zomaar uitschakelen.”
De letterlijke vertaling van ‘gender’ is ‘geslacht’. Je zou dus kunnen zeggen dat het ‘t zelfde betekent als sekse. Maar doorgaans gebruiken we gender niet voor het aanduiden van het biologische geslacht. We gebruiken ‘gender’ voor de rol die de cultuur voor een biologische sekse bepaalt.
Om het lastig te maken: die ‘genderrol’ is het resultaat van biologische kenmerken, en ook van opvoeding. Dus als je iets ‘typisch manlijk’ of ‘typisch vrouwelijk’ noemt, dan is het de vraag of dit nou biologisch bepaald is, of door de cultuur.
Hoe je jezelf noemt, dus bijvoorbeeld ‘man’, noemen we je ‘genderidentiteit’. Laten we eens nadenken over de vraag of het mogelijk is om een genderidentiteit zelf te kiezen.
Ik zie mijzelf als man en ik vind niet dat ik ervoor kan kiezen vrouw te zijn. Evengoed denk ik dat er mensen zijn die bij hun geboorte als vrouw werden geregistreerd, maar ervaren dat zij er helemaal niet voor kunnen kiezen om vrouw te zijn, omdat zij voelen dat ze man zijn.
Maar er zijn wel dingen die met gender te maken hebben, waarvoor je kunt kiezen. Mijn genderidentiteit is dus man, maar ik zou er wel voor kunnen kiezen om me te gedragen op een manier die we meestal associëren met ‘vrouw’. Ik zou jurken kunnen dragen. Ik zou m’n nagels kunnen lakken en mascara opdoen. Maar ik doe dat niet, omdat het mij niet gelukkig zou maken.
Een van de dingen die dit ingewikkeld maakt, is dat het niet zo duidelijk is welke gedragingen ‘natuur’ zijn, en welke ‘cultuur’. Dat vrouwen make-up gebruiken, en mannen meestal niet, is dat door onze cultuur bepaald? Frans de Waal beschrijft dat bij alle mensapen waar wij zo nauw mee zijn verwant de mannen gericht zijn op het uiterlijk van vrouwen, en dat vrouwen zich hiervan bewust zijn. Daar zou je uit kunnen afleiden dat het (ook) in het DNA gebakken zit.
De biologische component van het verschil tussen mannen en vrouwen ontstaat bij de bevruchting. “Het hangt af van welke mannelijke zaadcel de vrouwelijke eicel bevrucht. De zaadcel bevat een X-chromosoom of een Y-chromosoom. Dat chromosoom bepaalt het geslacht van het kind. De vrouw kan in de eicel alleen een X-chromosoom kwijt, omdat vrouwen alleen maar X-chromosomen hebben. Afhankelijk van welke zaadcel de eicel bevrucht, wordt het dus een jongen (XY) of een meisje (XX).” (Zie: Kun je het geslacht van je baby beinvloeden?.)
Maar veel kenmerken ontwikkelen zich pas gedurende de zwangerschap. Is het een jongetje of een meisje, dat kan je na ongeveer 16 weken goed zien. De genitaliën hebben zich dan gevormd. Maar andere delen van je lichaam ontwikkelen zich pas later. En ook allerlei 'onzichtbare' genetische eigenschappen die verschillen tussen mannen en vrouwen. De hersenen vormen zich bijvoorbeeld vooral in de tweede helft van de zwangerschap.
Het zou kunnen dat in sommige gevallen de ontwikkeling van de hersenen, of andere delen van het lichaam, gedurende de zwangerschap om een of andere reden van route veranderd. Bij de bevruchting was iemand man, maar gedurende de tweede helft van de zwangerschap ontwikkelde de hersenen zich met de biologische kenmerken van een vrouw.
Dat kan de er de oorzaak van zijn dat je de biologische kenmerken van een man hebt, maar je vrouw voelt, of andersom. We weten niet zeker dat dit de oorzaak is.
Een piepklein gebied in de hersenen lijkt betrokken bij genderidentiteit. Men noemt dit onderdeeltje ‘bed nucleus of the stria terminalis’ (de BNST). Bij mannen is het ongeveer twee keer zo groot als bij vrouwen. De neurowetenschapper Dick Swaab heeft ontdekt dat de BNST bij transgender vrouwen, vrouwelijk is. Transgender vrouwen zijn dus vrouwen die geboren zijn met de biologische sekse man, maar zich vrouw voelen. Of het verschil van de BNST daarvan de oorzaak is, of juist het gevolg, dat weten we niet.
Als iemands biologische geslacht niet overeenkomt met zijn of haar gender, dan noemen we hem of haar transgender. (En als het wel overeenkomt noemen we hem of haar ‘cisgender’.)
Je bent transseksueel als je een medische behandeling hebt ondergaan om de kenmerken van je biologische geslacht te veranderen. Bijvoorbeeld met een chirurgische ingreep of met hormoonbehandelingen of allebei.
Ik sluit af met waarmee ik begon, intersekse, vrouw, man, transgender, transseksueel, iedereen telt mee. Want iedereen telt mee, of niemand telt mee.
RJV
Dit artikel is gebaseerd op het boek Anders, gender door de ogen van een primatoloog, van de wereldberoemde primatoloog Frans de Waal. Je kunt het niet als een samenvatting beschouwen. Ten eerste omdat het mijn eigen conclusies bevat. Ten tweede omdat ik grote delen van het boek onbesproken laat.
Gorilla's, chimpansees en bonobo's lijken qua DNA heel erg op mensen. We zijn nauw verwant. In zijn boek vergelijkt Frans de Waal het gedrag van mensen, mensapen en andere dieren met elkaar. De dieren hebben geen culturele vooringenomenheid, en zo zou je kunnen afleiden of iets aangeboren is, of aangeleerd. Daarnaast kijkt hij ook naar allerlei culturen om na te gaan of gedrag overal voorkomt. In dat geval acht hij de kans groot dat het biologisch is.